Bedacht door Ida, op 23 juni 2006

Hokus, pokus, ik wou dat ik kon toveren

Ik kan toveren. Ik heb al vleugels getoverd, en daarmee vlieg ik naar de wolken. En daar tover ik een paleis. En een stal met twee witte paarden, twee blauwe paarden, en twee paarse, gevleugelde paarden.

De witte en de zwarte paarden rijden voor mijn koets als ik gewoon op de wolken rij. Maar de gevleugelde paarden neem ik altijd allebei mee als ik niet op de wolken rij, maar naar beneden ga. Daar haal ik altijd mensen op, die heel verdrietig zijn. Of mensen die heel arm zijn. En die neem ik mee naar mijn wolken-koninkrijk. Zo heb ik de wolken genoemd. Ik tover dan huizen voor die mensen. Ik geef ze allemaal zakken met goud, die ik zelf heb getoverd, natuurlijk.

Op een dag rij ik niet meer naar beneden op mijn gevleugelde paarden. Maar ik blijf boven en ik rij naar een andere grote wolk. Misschien wel groter dan de mijne. En ik tover onderweg de hele tijd een weg, een wolkenweg, van wolk dus. Tot ik bij de andere wolk kom. Daar begin ik ook huizen te toveren. En daarna begin ik aan een bos. Dat heb ik in mijn andere koninkrijk niet. Een práchtig bos. En daarna haal ik allemaal prachtige vogels. Die ik eerst in een kooi stop, omdat ze me anders niet bij zouden kunnen houden, want mijn paarse paarden zijn heel snel. Als we bij mijn nieuwe wolk zijn laat ik ze in het bos los.

Op een andere dag ga ik naar een klein wolkje. Met nog een paar leuke beesten waarvan ik de naam niet ken. En daar gaan we samen wolkenballen gooien. Die lijken op sneeuwballen maar dan zijn ze van wolk. Die zijn niet koud, ze zijn juist warm.

Dan zie ik boven de normale wolken, een grijze wolk komen! Oh-ooh, denk ik, het gaat bliksemen en regenen. Ik moet vlug alle kranen dichtdraaien en alle reuze-elektrische-tennisrackets uitzetten. Want die maken de bliksem. Ik vlieg naar de grijze wolk toe, op mijn paarden, samen met alle andere dieren met wie ik heb gespeeld. En dan doe ik wat ik al van plan was: de kranen dichtdraaien en de tennisrackets uitzetten. Dan pak ik het stuur van de grijze wolk, en ik rij de grijze wolk heel ver weg, ergens anders naar toe.

Dan ik zie ik onder de grijze wolk een andere wolk, een grote witte wolk, twee keer zo groot als mijn andere twee wolken bij elkaar! Ik vlieg er naar toe, en ik pak het stuur en rij naar mijn andere twee wolken. Daarna haal ik het stuur eraf, dat heb ik ook met mijn ander twee wolken gedaan. Anders kunnen de wolkenmannen mijn wolken ergens anders naar toe brengen, en dat wil ik niet.

En dan ga ik verder met wolkenballen gooien.

Op weer een andere dag komen de wolkenmannen. Ze willen mijn wolken stelen! Ook al hebben zij een veel groter wolkenkoninkrijk dan ik! Toch willen ze mijn wolken hebben. Ze zijn ook boos dat ik hun grijze wolk heb weggestuurd. Ik tover heel wat ridders, die me verdedigen. Ik tover ook drank die onoverwinnelijk maakt, die alle ridders moeten drinken. Zodat ze niet verslagen kunnen worden. Opeens zien we dat de wolkenmannen achter ons zitten in plaats van voor ons. Ze hebben een gang gegraven in mijn wolken. Al mijn ridders hebben harnassen aan en worden niet zo maar verslagen. De wolkenmannen hebben gewone kleren aan. De wolkenmannen vechten met de blote vuist, terwijl mijn ridders zwaarden en dolken hebben. Mijn ridders hebben de wolkenmannen al heel snel te pakken. We straffen ze niet en gooien ze ook niet in de gevangenis. Maar we laten ze beloven dat ze ons niet meer aan zullen vallen. Ze moeten maar gewoon zoet zijn met hun eigen wolken. Maar als ze ons nog eens aanvallen, dan zullen we ze wel gevangen nemen.

Maar toch vallen de wolkenmannen nog een keer aan. Ze hebben een andere koning, die niets meer weet van de beloften die de vorige koning heeft gedaan. Maar als we ze eenmaal verslagen hebben, dan geven we hen weer vergiffenis als ze de belofte weer doen. En dat doen ze natuurlijk.

En dan ga ik weer wolkenballen gooien. En daarna ga ik een wolkenpop bouwen. Een wolkenpop is net zoiets als een sneeuwpop, maar dan van wolken. Maar dat dacht je zeker al.

Uit!